Positief benaderen

‘Lotte, als je je huiswerk niet maakt, mag je niet op je Playstation spelen’

‘Lotte, nadat je je huiswerk hebt gemaakt, mag je op je Playstation spelen’

2 zinnen, ze zeggen hetzelfde, maar toch is er voor het kind een wereld van verschil. Als ouder bedoel je met deze twee dingen natuurlijk exact hetzelfde, maar voor het kind zit het perspectief toch anders. De eerste zin legt veel nadruk op het vervelende huiswerk waar dan ook nog een straf aan vast hangt wanneer het niet gebeurt, de tweede zin stelt het huiswerk meer in de schaduw en de beloning wordt benadrukt. Het kind zal meer gemotiveerd zijn om naar de beloning toe te werken.

‘Mats, je maakte maar 3 foutjes op je toets’ klinkt ook heel anders dan ‘Mats, je had er 7 goed!’ omdat het de nadruk op het goede legt.

Zo werkt ook belonen veel beter om met kinderen iets te bereiken dan straffen. Bij straffen weet het kind vaak alleen wat het niet mag, maar wat wel van hem verwacht wordt daar gaat men vaak aan voorbij. Wanneer kinderen direct na goed gedrag beloond worden met een complimentje, dan stimuleert dit het herhalen van het goede gedrag. Wees wel duidelijk met je complimenten ‘ik vind het flink dat je zonder aansporing aan je huiswerk bent begonnen’ zegt zoveel meer dan ‘je bent een flinke kerel’.

De verschillen zijn klein, en we zien er vaak overheen. Toch kan het misschien wel helpen even bij deze nuances stil te staan en af en toe je geplande taalgebruik wat aan te passen.

Reageer op dit bericht